- Titel: Lesgeven over duurzame ontwikkeling. Didactische handreiking
- Auteurs: Martin de Wolf, Eefje Smit en Peter Hurkxkens
- Uitgeverij Garant, Antwerpen-Apeldoorn, 2018
- Recensenten: Chris Maas Geesteranus en André de Hamer
Dit boek is de derde, gewijzigde druk van het gelijknamige boek uit 2011. De wijzigingen zitten vooral in de grotere gerichtheid van de thema’s die worden aangesneden, in de concretisering van de didactische uitgangspunten en uitwerkingen daarvan voor de praktijk.
De wat gefragmenteerde opzet van het eerste boek ‘was voor de auteurs van dit boek [de versie uit 2011 – CMG] reden om een boek op te stellen, waarin onderwijs over duurzame ontwikkeling als een samenhangend geheel wordt beschreven’, zo schrijven ze in de inleiding. En na het lezen van de gewijzigde versie uit 2018 kun je concluderen dat het boek doet wat het belooft: het ís samenhangend, inhoudelijk èn als leerproces. Waarmee wij de auteurs een duidelijk compliment willen geven.
Voor wie is dit boek bedoeld en waar gaat het precies over? Op bladzijde 172 wordt pas echt duidelijk voor wie het boek precies is bedoeld: voor leraren in de bovenbouw van het primair onderwijs, leraren in het voortgezet onderwijs en leraren in het mbo; en tevens voor al deze leraren in opleiding. Naar onze mening had dit al meteen in de inleiding moeten staan.
En wat moeten leraren er precies mee? Dat staat gelukkig wel in de inleiding: ‘We hopen dat dit boek (aankomende) leraren op goede ideeën kan brengen om onderwijs over duurzame ontwikkeling te ontwerpen en uit te voeren’.
Bij de opsomming van redenen waarom het anders moet en anders kan, in het eerste hoofdstuk, wordt een prioritering gehanteerd die anno 2019 bijzonder en enigszins achterhaald overkomt. Klimaatverandering en teloorgang van biodiversiteit beheersen het nieuws, maar klimaatverandering komt als derde reden aan de orde en de instorting van biodiversiteit wordt niet als reden genoemd (zie ook punt 6).
De indeling van het boek is als volgt. Hoofdstuk 1 bevat de introductie van het begrip ‘duurzame ontwikkeling’, waarom er behoefte aan is en op de positie ervan in het onderwijs. In de hoofdstukken 2 t/m 4 worden drie noodzakelijke denkvaardigheden beschreven: systeemdenken (h. 2), multiperspectiefdenken (h. 3) en oplossings- en toekomstgericht denken (h. 4). In hoofdstuk 5 geven de auteurs hun visie op het onderwijsontwerpproces en wordt de lezer uitgedaagd zich diverse vragen over dat ontwerpproces en de daaruit voortvloeiende didactische aanpak te stellen.
Aan het eind van ieder hoofdstuk vindt de lezer een aantal concrete werkvormen voor in de groep/klas en een paar opdrachten; de laatste kan hij/zij gebruiken bij de ‘toepassing, analyse en evaluatie’ van het gelezene. We hadden de opdrachten overigens liever op een bijpassende (open) website gezien: dat had meer ruimte in het boek gegeven voor illustraties. Bovendien kunnen de opdrachten op een website uitvoeriger worden uitgewerkt, aangevuld en geactualiseerd.
Wat ons in deze aanpak bijzonder positief verrast is de stevige aandacht voor morele vragen; ofwel, ethiek (par. 3.1 en 3.2). Dat betekent dat de auteurs duidelijk willen aangeven dat kennis en vaardigheden in kwesties van duurzaamheid niet voldoende zijn. Wat alleen mist is de systematische aanpak ervan: hoe ga je in groep of klas om met ethische vragen, zonder leerlingen en studenten meningen, visies en overtuigingen op te dringen? Het is dan jammer dat de bestaande literatuur daarover niet wordt gebruikt. We noemen in dit verband het praktische boekje Milieu-ethiek (Vromans e.a., z.j. Milieu-ethiek. HAS ’s-Hertogenbosch). Daaraan is het volgende uit hoofdstuk 7 ontleend:
7.2. Een stappenplan voor duurzame besluitvorming
Het boek [de auteurs hebben het hier over het boek ‘Cradle to Cradle’ van Braungart en McDonough (2002) – CMG] … in ogenschouw nemend zou je vervolgens tot de het volgende stappenplan komen om een duurzaam besluit te kunnen nemen.
STAP 1 ANALYSE
Beschrijf kort de situatie. Bekijk wat de feiten zijn en stel je oordeel uit:
- Wie zijn betrokken bij de situatie?
- Ga staan in de schoenen van die verschillende personen en bekijk welke belangen ze hebben
personen op people, profit and planet gebied? Neem daarin ook mee de gevolgen op de lan-ge ter-
mijn en eventuele gevolgen voor de derde wereld.
STAP 2 WEGING
Met welke oplossing zouden de verschillende stakeholders komen:
- Wat is het zijn de voor- en nadelen van de verschillende oplossingen?
- Wat is gemeenschappelijk in de oplossingen
- Wat zeggen de principes van onze rechtstaat als het voorzorgsprincipe, het “de vervuiler be-taalt”
principe en principe van goed nabuurschap? - Wat zegt de resource-ethiek, de natuurethiek en de ethiek van duurzame ontwikkeling?
- Wat zegt het principe van duurzame ontwikkeling (PPP) en van cradle to cradle?
- Kom nu tot een besluit, een compromis en bedenk of schade te compenseren is.
STAP 3 RECHTVAARDIGING
- Zou je de keuze vrijuit aan iedereen kunnen vertellen?
- Zouden mensen die een groot moreel voorbeeld zijn tot dezelfde keuze komen?
- Zou je ook tot die keuze komen als het je vrienden of familie zou treffen?
- Zou je het OK vinden als de keuze jezelf zou treffen?
- Gaat de keuze in tegen je eigen normen en waarden? Wat zegt je geweten?
- Gaat de keuze in tegen wet- en regelgeving?
- Gaat de keuze in tegen de regels van je beroep, de instelling of het bedrijf?
Wil men deze aanpak (veel) uitgebreider begrijpen, dan verwijzen we naar het klassieke werk uit 1990: ‘Kijk, de caleidoscoop beweegt. Keuzemogelijkheden voor waardenvormende natuur- en milieu-educatie’.
Het boek van Martin de Wolf c.s. lijkt het eerste onderwijsontwerpboek op het gebied van duurzame ontwikkeling dat de Sustainable Development Goals (SDG’s) als uitgangspunt neemt. Aan de ene kant is dat heel zinvol omdat daarmee het begrip ‘duurzame ontwikkeling’ eindelijk – in onderwijskringen althans – handen en voeten krijgt. Immers, het concept wordt uiteengelegd in de 17 doelen waaruit de SDG’s bestaan. Aan de andere kant moet dan ook wel duidelijk worden hoe je die doelen, uiteraard in samenhang, hanteert: zowel in de ontwerpfase van lessen als in de onderwijspraktijk.
Ze komen in de voorbeelden zeker aan de orde maar de toelichting op die samenhang ontbreekt helaas helemaal. Kortom, het wordt niet duidelijk hoe ze die SDG’s gebruiken. Wat ons betreft echt een gemiste kans want wie klaagt er nu niet over de onhanteerbaarheid van het concept ‘duurzame ontwikkeling’ of ‘duurzaamheid’ als zodanig?
De kern van de thema’s gaat over het evenwichtige gebruik van hulpbronnen: menselijke en natuurlijke. Het is opvallend dat het bij de natuurlijke hulpbronnen alleen gaat over wat je uit of van de Aarde kunt extraheren.
Waar het niet over gaat – en naar onze mening minstens even belangrijk – zijn de natuurlijke, vernieuwbare, ‘hulpbronnen’ die, al of niet verborgen, zitten in de grote ecosystemen van de Aarde. Daardoor gaat het boek niet in op samenhang, verscheidenheid en veranderingen in de ecologie (Zie een ander klassiek werk waarin deze drie elementen worden uitgewerkt: Bleijerveld, C.A., C. Both en P.J. Teernstra, 1977. Het gebruik van de schoolomgeving. Commissie Modernisering Leerplan Biologie), het functioneren van ecosystemen en van de zgn. ecosysteemdiensten zoals die zijn beschreven in de Millennium Ecosystem Assessment. Daarmee willen wij zeggen dat het gebruik van natuurlijke hulpbronnen mede sterk afhankelijk is van het blijvend functioneren van die ecosystemen. En dat had wel een plaats in dit boek mogen hebben.
De thema’s zijn – gelukkig – divers en alle zodanig geformuleerd dat ze mondiale aspecten in zich dragen: bloemen uit Kenia, kleding uit Bangladesh, klimaat, energie, tropisch regenwoud. Waarmee meteen onze eigen relatie met zulke kwesties aan de orde wordt gesteld. Want wij hebben het idee dat duurzaamheid in Nederland momenteel vooral wordt geïnterpreteerd als het veiligstellen van de eigen omgeving. In Nederland vragen we ons veel te weinig af in hoeverre wij het leven elders in de wereld kunnen helpen veraangenamen (sociaal-economisch, ecologisch, machtsverhoudingen in de handel e.d.). En dat doet dit boek wél. Maar wat dan wel weer mist, is het idee om via biomimicry in het veld zicht te krijgen op oplossingen die de ‘natuur’ in een paar miljard jaar heeft weten te vinden voor allerhande problemen. Wij zouden daarvan, zo is de laatste jaren wel gebleken, heel veel van leren bij het doorgronden van kwesties op het gebied van duurzaamheid.
De hamvraag bij dit alles is: kun je deze uitgebreide en complexe aanpak wel van een leraar vragen bij het ontwerpen van lesprogramma’s? Als die al zelf ontwerpt… Ons antwoord daarop is: nee, niet zonder meer. Het lezen van het boek, het interpreteren naar de eigen situatie, het werken aan de eigen ontwerp- en methodieksystematiek lijkt ons, al met al, erg pittig en buitengewoon tijdrovend voor de praktiserende leraar. Zeker niet onmogelijk, maar wel erg zwaar. Hebben leraren daar wel tijd voor?
Wij denken dan ook dat dit boek zich prima zou lenen voor een bijscholingscursus over het ontwerpen van lesprogramma’s rond duurzame ontwikkeling, of voor een didactiekbijscholing. En natuurlijk is het goed te gebruiken op de PABO’s en andere lerarenopleidingen; en tevens in de leerkringen van het NME Netwerk. Daarbij zouden de al in het boek genoemde leerkrachtcompetenties duurzaamheid een belangrijke rol kunnen spelen.
De vormgeving van het boek is erg sober. Dat zal een keuze zijn geweest van de uitgeverij maar is naar ons idee wel jammer. Er is bovendien gekozen voor een zwart-wituitvoering waardoor sommige foto’s in het water vallen, zoals het satellietbeeld bloemteeltbedrijven rond Lake Naivasha in Kenia (pag. 58). Over foto’s gesproken: de balans tussen foto’s en figuren had meer in evenwicht mogen zijn, waarbij er vooral meer foto’s (of tekeningen) in hadden gemogen. Zo staat er van pagina 91 t/m pagina 103 geen enkele foto tegenover drie grafieken. Dat maakt het boek onnodig minder aantrekkelijk.
Belangrijk in ieder boek dat iets van de lezer verwacht, is de literatuurlijst. Die is uitgebreid maar mist helaas een aantal Nederlands(talig)e en buitenlandse werken van de laatste decennia. Sommige literatuur werd gepubliceerd nadat dit boek uitkwam en is daarom alleen voor de ‘volledigheid’ genoemd. Wij noemen:
- Akker, J.J.H. van den, 1988. Ontwerp en implementatie van natuuronderwijs. Proefschrift Universiteit Twente. Swets & Zeitlinger b.v., Amsterdam/Lisse.
- Alblas, Art, 1999. Onderwijzen voor een natuurbetrokken bestaan. Didactische uitgangspunten voor natuur- en milieu-educatie. Proefschrift Wageningen Universiteit.
- Biesta, Gert, 2018. Tijd voor pedagogiek. Over de pedagogische paragraaf in onderwijs, opleiding en vorming. Inaugurele rede, Universiteit voor Humanistiek, Utrecht.
- Bleijerveld, Kees en Jan Greven, 1994. BasisDocument NME. Een ontwerp voor de inhoud van Natuur- en Milieu-Educatie in het Basis Onderwijs. SLO, Enschede.
- Breiting, Søren, Michela Mayer und Finn Mogensen, 2005. Qualitätskriterien für BNE-Schulen. Bildung für Nachhaltige Entwicklung in Schulen – Leitfaden zur Entwicklung von Qualitätskriterien. Bundesministerium für Bildung, Wissenschaft und Kultur Ref. V/11c, Umweltbildung, Wien.
- Brunner, Wolfgang, Shepherd Urenje et al., 2012. The Parts and the Whole. A Holistic Approach to Environmental and Sustainability Education. 2 Vol. Swedish International Centre of Education for Sustainable Development, Visby.
- Delhaas, Ruud J., Herbert H.M. Koekkoek en Trijnie N. Akkerman, 1990. Kijk, de caleidoscoop beweegt. Keuzemogelijkheden voor waardenvormende natuur- en milieu-educatie. 2 Dln. Universitaire Lerarenopleiding Biologie, rijksuniversiteit Groningen.
- Frijters, Stan, 2016. Leren voor Duurzame Ontwikkeling. Gewoon Doen. Stoas Wageningen/Vilentum Hogeschool.
- Gerritsma, Henk (red.), 1984. De school in de wereld, de wereld op school. De Horstink, Amersfoort.
- Greven, Jan, 1995. BasisDoelen NME. Natuur- en Milieu-Educatie in het Basis Onderwijs. SLO, Enschede.
- Hamer, André de en Peter Heres (red.), z.j. 32 lessen voor de toekomst. idee & waarde, Hilversum.
- Jansen, Petra en André de Hamer (red.), 2008. Duurzame ontwikkeling op de basisschool. Praktische en didactische handreikingen. Duurzame PABO en Veldwerk Nederland.
- Janssen, Fred, 1993. Zorg voor de natuur. Een ethische, psychologische en didactische fundering. Vakgroep Didactiek van de Biologie, Universiteit Utrecht.
- Jickling, Bob, 1992. Why I Don’t Want My Children To Be Educated for Sustainable Development. Journal of Environmental Education 23(1992)4.
- Maas Geesteranus, C., 2019. Schoei natuur- en milieueducatie op nieuwe leest. Milieu 25(2019)2.
- Poeck, K. Van en J. Loones (red.), 2010. Educatie voor Duurzame Ontwikkeling: De vlag en de lading. Vlaamse overheid, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Brussel.
- Poeck, Katrien Van, Leif Östman and Johan Öhman (eds.), 2019. Sustainable Development Teaching. Ethical and Political Challenges. Routledge, Abingdon.
- Rossen, Judy van, 1995. Conceptual Analysis in Environmental Education: Why I Want My Children To Be Educated For Sustainable Development. Australian Journal for Environmental Education 11(1995).
- Scoullos, M. and V. Malotidi, 2004. Handbook on Methods used in Environmental Education and Education for Sustainable Development. MIO-ECSDE, Athens.
- Sterling, Stephen, 2002. Sustainable education. Re-visioning Learning and Change. Repr. Schumacher Briefing No. 6. Green Books.
- Sterling, Stephen et al., 2005. Linkingthinking: new perspectives on thinking and learning for sustainability. Resource material. WWF Scotland, Aberfeldy. Dit materiaal kan goed worden gebruikt in een bijscholingscursus over systeemdenken; zie pdf.
- Webster, Ken, 2004. Rethink, Refuse, Reduce… Education for sustainability in a changing world. Occasional Publication 89. FSC, Preston Montford.