Recensie De Whole School Approach – WSA

  • Recensent: Chris Maas Geesteranus

In deze nieuwsbrief wil ik weer eens iets anders bespreken dan een lijvig document. Het idee was: afwisselend een pedagogisch of didactisch boek/rapport onder handen nemen en de maand daarop iets luchtigers: een brochure, thema, scriptie of (les)programma. En dat allemaal op het gebied van natuur/milieu/duurzaamheid/SDG’s. Zo’n scriptie is nu, na de vorige keer een boek van de Engelse auteurs Huckle en Sterling, aan de orde – en nog wel van onze tijdelijke nieuwsbriefredacteur Marenthe Middelhoff.

Eerst maar eens de prent waarmee de WSA, in mijn beleving, in Nederland zo illustratief werd geïntroduceerd. Dat was toen Arjen Wals (WUR) zo’n zeven jaar geleden een lezing hierover hield; toen voor de meeste aanwezigen nog nieuw. Op die prent staat een belangrijk uitgangspunt: dat duurzaamheid niet ‘iets’ is om te leren maar een manier om te leven; variant op een uitspraak van de pedagoog Dewey.

Marenthe heeft – net voordat ze bij Leren voor Morgen kwam – een Bachelorscriptie voor haar studie in Utrecht geschreven. Met als titel: Integrating Education for Sustainbility into primary school systems: a Whole-School Approach. Daarover heeft ze al een blog op de website van Leren voor Morgen gepubliceerd (zie onder ‘Actueel – 20 november 2020’).

Waar gaat deze scriptie over?

De scriptie behandelt vooral verschillen tussen Nederlandse Eco-Scholen en, zoals ze die noemt, Non-Eco-Scholen. Haar scriptievragen zijn (vrij vertaald):

  • Hoe neemt een basisschool, als Eco-School – en vergeleken met een Non-Eco-School, de implementatie van een Whole-School Approach op in haar programma’s?
  • Wat zijn hindernissen voor het opnemen van de WSA in de basisscholen in Nederland?

De Nederlandse samenvatting (enigszins bewerkt en ingekort) leent zich goed voor het naar boven halen van de essentie van deze scriptie; zie hieronder.

Veel scholen hebben verschillende soorten programma’s geïmplementeerd om duurzaamheid in hun scholen een plekje te geven. Die aanpakken verschillen echter in effectiviteit en inhoud. De Whole-School Approach benadert de school als een systeem waarbij de schoolgemeenschap, het onderwijsprogramma, het schoolbeleid en de maatschappelijke inbedding worden meegenomen in het verduurzamen van de school.

‘Eco-Schools’ is een internationaal keurmerk voor duurzaamheid (zie https://eco-schools.nl/) dat zich aansluit bij deze ontwikkeling en stimuleert leerlingen om daaraan actief mee te denken en doen. De vraag is echter of er wel een systemische verandering rondom alle vier factoren wordt ontwikkeld. En zoniet, wat houdt basisscholen dan tegen om een Whole-School approach te implementeren?

Aan de hand van interviews met Eco-Scholen met een groene vlag [Eco-Scholen krijgen zo’n vlag als ‘beloning’ – CMG] en Non-Eco-Scholen in Nederland zijn de volgende conclusies getrokken:

  • Eco-Scholen lijken gemiddeld meer samenwerking binnen de schoolgemeenschap te stimuleren dan Non-Eco-Scholen maar samenwerking buiten de schoolgemeenschap lijkt minder vanzelfsprekend.
  • Ook de onderwijsprogramma’s van Eco-Scholen lijken wat meer aandacht te besteden aan duurzaamheid.
  • Een groter verschil is waargenomen in de praktijkdimensie: Eco-Scholen lijken structureler bezig te zijn met beleidsontwikkeling rond de WSA.
  • Hoewel de maatregelen rondom de scholen om te verduurzamen, niet veel van elkaar verschilden, namen Eco-Scholen de leerlingen mee in het proces rondom verduurzaming.

Als barrière voor beide groepen scholen werd het overvolle curriculum het meest genoemd. Bij Non-Eco-Scholen kwam ook nog de politieke agenda ter sprake. Die focust teveel op geletterdheid en rekenvaardigheid en daardoor komen leerthema’s als duurzame ontwikkeling in het gedrang.

In dit onderzoek kwam ook de relatie tussen scholen aan bod: verschillen in hun maatschappelijke positie kunnen beide hindernissen versterken. En dat is een mogelijke verklaring voor het feit dat er op dit moment geen Eco-Scholen zijn in wijken met een lage sociaal-economische status.

Wat kunnen we met deze scriptie?

Marenthe baseert zich voor de kenmerken van de WSA op internationale literatuur en komt daarbij tot een viertal aspecten: de schoolgemeenschap, het onderwijsprogramma, de praktijk en de ‘plaats’. Deze indeling komt wel enigszins overeen met de ‘bloem’ zoals die in ‘LvM-kringen’ het meest lijkt te worden gebruikt.

Twee aspecten lijken te ontbreken in die buitenlandse versie: de deskundigheidsbevordering van (in ieder geval) leraren en het ‘leren buiten de klas’. Die twee zijn wel cruciaal. Dat blijkt onder meer uit het feit dat de rol van een leraar bij het toepassen van WSA-principes in het onderwijs andere vaardigheden vergt dan wanneer het gaat om het, meer traditionele, ‘frontaal’ lesgeven. Zie bijvoorbeeld deze pdf of – dichterbij op onze website.

Het ‘leren buiten de klas’ is een methode van onderzoekend leren die in Nederland op flinke schaal is ontwikkeld vanuit het IVN-project ‘Scholen voor duurzaamheid’ – wat nu het ‘IVN Jongeren Adviesbureau’ heet. Dat (landelijke) project geeft leerlingen de mogelijkheid om aan reëel bestaande duurzaamheidsvraagstukken te werken – op verzoek van de instelling die een probleem ervaart. Hun onderzoek daarnaar leverde een bijzonder leerproces op – ook voor de leraar die nu inderdaad in een andere rol komt dan gewoonlijk.

Wat we ook van deze scriptie kunnen leren, is dat de concepten duurzaamheid, SDG’s en WSA nog niet, vooral in relatie tot elkaar, zijn uitgekristalliseerd. Jarenlang (eigenlijk al vanaf 1987 toen het Brundtlandrapport werd gepubliceerd) stond het concept ‘duurzaamheid’ voor vaagheid en is dus multi-interpretatief (de drie p’s leken echt niet genoeg om iedereen in beweging te krijgen). De SDG’s (bijna 30 jaar later…) zijn bedoeld om duurzaamheid nu eindelijk eens wat meer eenduidig handen en voeten te geven. En nu, sinds kort, horen we steeds meer over de WSA, als een nog meer uitgewerkt idee daarvoor. Maar tijdens de jubileumconferentie van de Duurzame pabo op 15 april noemde workshopinleider Anne Remmerswaal van SME de SDG’s een ‘raamwerk’ – en dat is dan nog maar de basis voor een preciezere didactiek, werkwijzen en werkvormen.

Wat dan wel? Want we hebben het bij de SDG’s over een grote mate van complexiteit van vraagstukken; tussen lokaal en mondiaal en tussen allerlei maatschappelijke ‘domeinen’, om het zo maar eens te zeggen. Er zijn wel wetenschappers die bezig zijn met de pedagogiek en didactiek van zulke vraagstukken. Gert Biesta is zo iemand. Eén van zijn publicaties (Universiteit voor Humanistiek) is: ‘Duurzaamheid in het onderwijs: agenda of principe?’. Een op zichzelf al relevante vraag voor het hele schoolbeleid. Zie bijvoorbeeld deze artikelen. En Rebekah Tauritz van de WUR met haar onderzoeken.

Kortom, deze scriptie lijkt me vooral interessant omdat hij een paar inkijkjes in de complexiteit van de (grondslagen van) deWSA geeft en omdat er – wil je die implementeren – een paar belangrijke praktijkvraagstukken naar boven komen. En dan heb ik he ntog niet eens over de ethische aspecten (zelfreflectie) van de didactiek met betrekking tot de WSA gehad.

Mijn advies: lezen dus. Marenthe zal hem hopelijk ergens op de website toegankelijk maken.

Meest recente recensies